Gerard Bijnens (1944-2015).
Zijn hele oeuvre is gekenmerkt door gestage vernieuwing via wegen van geleidelijkheid en omdat hij nooit personen of strekkingen achterna gehold heeft, maar ook zichzelf nooit gedesavoueerd, is deze vernieuwing ontstaan door verwerking, weglating of versterking van deelaspecten in eigen werk. Hierdoor heeft hij als kunstenaar zijn authenticiteit altijd gevrijwaard.
Gerard Bijnens integreert in zijn werk de wereld van de kosmos: kosmos in letterlijke zin, kosmos ook als metafoor voor de menselijke cultuur, de condition humaine, omdat ze een exponent, een emanatie is van zijn existentiële onrust en twijfel over de toekomst, de menselijke toekomst dus, die hij als een kosmische teloorgang zal schilderen.
Dit eng…agement vindt van 1987 af zijn weerslag in de combine-paintings, de schilderijen met koperplaat en andere benagelde elementen. De aanwezigheid van deze aan de schilderkunst “vreemde” materiële toevoegingen: kernen met hun uitwaaierende tentakels, zijn een eerste onmiskenbare aanduiding van zijn impulsieve emotionaliteit in een krachtige visuele beeldentaal.
Omstreeks 1989 moet deze wijze van schilderen de plaats ruimen voor het alleen maar “geschilderde” doek, waarbij de bol in bijna elk werk – zij het niet altijd in het midden geplaatst – nadrukkelijk aanwezig is. Deze bol is geschilderd in een van gloed verterend kolorisch rood, ingebed in een zwart-omhullende kleurenbaan, symbool van geheimzinnigheid en mysterie. Het gaat om een kosmos die zijn geslotenheid nog bewaart, maar toch reeds aan erosie, implosie, externe aantasting onderhevig is. De uitdruppende kleurpartijen, de a.h.w. uitgestoten koloristische partikels die weggeïmplodeerd worden, getuigen hiervan. Deze partikels, die je ook “tekens” met een boodschappelijke waarde kan noemen, zijn juist door hun explosieve kracht dragers van een eerder pessimistisch wereldbeeld?
Geleidelijk – en dat sinds 1992 – verdwijnt de bol, groeit de ruimtelijkheid, wordt de abstractie groter. Ruimtelijkheid lijk gezegd en wit winnen aan belang. Geschilderde “slagvelden”, waarin de partijen elkaar doorpriemen, waarin harde verticale banen bewegen, waarin gespannen kleurvelden zich meten met doorleefde borstelstreken, doen soberheid balanceren op bewogenheid. De door kracht en bezieling gedragen gevoeligheid blijft conflictueus. Plastisch handhaaft het evenwicht op doek zich evenwel, niettegenstaande de bewegende vlakken zich vaak fel tegen elkaar opstellen.
In een voorlopig laatste reeks werken lijkt het kosmisch begrip – althans vormelijk – afgezwakt en concentreert de kunstenaar zich nog meer op het zuivere schilderen. De rode, gele, blauwe partikels, “tekens” van rijkdom, kracht, grondstoffen die vroeger over het hele doek verspreid lagen, zijn nu nog slechts spaarzaam te zien. Ook de met elkaar rivaliserende en contrasterende vlakken maken plaats voor breed uitgespannen koloristische velden, waarin de spanning minder dramatisch overkomt, minder pessimistisch bedoeld is. Omdat de geëmotioneerdheid, de betrokkenheid niet blijvend op de buitenwereld kan geënt blijven, interioriseert de kunstenaar bijgevolg. Het psychisch – existentialistisch gevoel verdwijnt ten voordele van naar binnen gekeerde bezinning, maar toch zal de kracht van het koloriet niet afnemen. Er openbaart zich een toenemend optimistisch levensgevoel. Kunst heeft met inzicht en besef te maken: het leidmotief wellicht van Gerard Bijnens, die in zijn zoektocht naar de zin van het leven, de rol van de mens in het kosmisch gebeuren, de functie van de kunstenaar daarin, gestaag en heel logisch voortbouwt op het vroeger gerealiseerde.
Dit past hij ook toe in het “beeldhouwen”, waar hij sinds 1995 heel intens mee begonnen is.
In dit beeldhouwen is hij ambachtelijk bezig met kappen en hakken, zagen, slijpen en boren in zijn favoriete materiaal : arduin, de blauwe steen, hoewel ook graniet, marmer en de wat zachtere Franse steen onder handen genomen worden. Dat de beeldhouwer zijn voordeel doet met de ervaring en de creativiteit, de artistieke verworvenheden dus van de schilder , ligt voor de hand, zodat hij ook in deze discipline aansluit bij het scheppen van “ruimtelijk” werk via tegengestelde bewegingen: verticaal versus horizontaal, ronde openingen of dito uitstulpingen.
Ook is er telkens sprake van evenwicht en tegenspel tussen zachte rondingen en hardere insnijdingen.
Zeer vaak vertrekkend van de oorspronkelijke grilligheid of natuurlijkheid van de brok steen, even vaak naar de kern, de oerbron, een centrale ronde vorm – een kosmische prefiguratie ?- toewerkend, wil Gerard Bijnens de steen vormelijk tot leven doen komen door de wijze van kappen: stevige halen, korte nukkige stootjes, kops en overdwars, gekorreld en geslepen. Waardoor deze steen zijn verborgen inwendige kern en kleuren blootgeeft.
Welnu, met veel respect behandelt deze kunstenaar zijn materiaal tijdens het scheppingsritueel, waarbij hij telkens oog in oog staat met het kostbaarste bezit van zijn steen: zijn onvervreemdbare ouderdom, zijn door jaren – organisch – assimileren ontstane substantie, die hij met veel liefde, nog meer deskundigheid en nieuwe artistiek verantwoorde vorm verschaft.
Lees meer